Terwijl op sommige ministeries de lopende werkzaamheden doorgaan met een enkele keer een incident, lijkt het op het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) wel iets té vaak mis te gaan. Ministers komen uiteraard graag in het nieuws, maar dan wel in positieve zin. Wie het mediaoverzicht van minister Kajsa Ollongren (D66) erbij pakt, kan bemerken dat die positieve noot vaak ontbreekt. Een greep uit het overzicht: een structureel woningtekort, toenemende ondermijning van het openbaar bestuur, het tot tweemaal toe uitstellen van de invoering van de Omgevingswet, moeilijkheden rond de verbouwing van het Binnenhof en geërgerde decentrale overheden.
Dit moet echter niet alleen op het conto van minister Ollongren geschreven worden; begrijp mij niet verkeerd. Ook al opperen sommigen dat ze te veel in haar voormalige rol als secretaris-generaal is blijven hangen, moet het eerder structureel worden beschouwd. Het heeft te maken met iets waar BZK de grip al een tijd kwijt is: haar status. Maar waar heeft dit mee te maken? Wat mij betreft heeft dit drie oorzaken: te incoherent beleidsveld, disbalans tussen de andere klassieke ministeries en verlies van steun bij de natuurlijke achterban.
Als eerste: te incoherent beleidsveld. Sinds het begin van de kabinetten-Rutte hebben er grote wijzigingen plaatsgevonden die toevallig allemaal met BZK te maken hadden. Dat resulteerde in een ministerie dat onder andere gaat over openbaar bestuur, democratie, de relaties binnen het Koninkrijk en het woonbeleid. De eerste drie klinken volkomen logisch en lopen perfect in elkaar over. Hoe je het openbaar bestuur inricht met de gemeenten, provincies, waterschappen en allerhande samenwerkingsverbanden, hebben verband met hoe de democratie werkt en zich vormgeeft. Vanzelfsprekend moet dit ministerie zich bezighouden met de relaties tussen alle landen binnen het Koninkrijk, met daarbij bijzondere aandacht voor de ‘bijzondere gemeenten’ Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Dit alles vormt samen een coherent verhaal waar het ministerie en een minister met volle overgave achter kan staan.
De incoherentie wordt gevormd door de erfenis van het opgedeelde ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) waarbij de eerste twee over de schutting bij BZK werden gegooid en Milieubeheer bij het nieuwe ministerie van Infrastructuur en Milieu (I&M). De opdeling van VROM had te maken met de nieuwe visie van de kabinetten-Rutte waarbij volkshuisvesting en ruimtelijke ordening niet meer tot de taken van het Rijk werden gerekend. Het was dan ook niet dat de overheveling één op één gebeurde waarbij de desbetreffende afdelingen van VROM simpelweg onder BZK-vlag verder gingen. Dit alles maakt dat het voor de minister van BZK moeilijk is om een coherent verhaal van dat ministerie te vertellen en smoel te geven aan het ministerie. Als tegenreactie werden er megalomane plannen van een superprovincie tussen Noord-Holland, Utrecht en Flevoland bedacht die tot mislukken gedoemd waren. Mede doordat in het decentrale bestuur aldaar de voorstanders op één hand te tellen.
Dan het tweede punt: de disbalans tussen de andere klassieke ministeries. Toen elke (Europese) staat in de 19e eeuw vorm kreeg en de overheid en bureaucratie echt wat begon voor te stellen, waren daar altijd de klassieke ministeries die de basis vormden: een ministerie voor Buitenlandse Zaken, Justitie, Financiën, Oorlog (nu Defensie) en Binnenlandse Zaken. Elke kerntaak van de overheid waarover brede consensus bestaat dat het ook echt een kerntaak is, wordt behandeld door deze ministeries. Het zijn dan ook deze ministeries die de politieke partijen als hoofdprijzen zien als ze tijdens formaties binnen worden gesleept.
Fast forward naar 2016/2017. Het verlies van status werd kenbaar tijdens de aanloop van de Tweede Kamerverkiezingen in de campagne van die tijd. Geregeld werd BZK ‘het ministerie van lege dozen’ genoemd, tot groot ongenoegen van toenmalig minister Ronald Plasterk (PvdA). Al maakte hij het er zelf soms ook naar door plannen te bedenken voor gedwongen samenvoegingen van gemeenten met een minimum van 100.000 inwoners. Tijdens zijn termijn moest hij omgaan met het afstoten van de politie aan het toenmalige ministerie van Veiligheid en Justitie (V&J). Hét terrein waar een BZK-minister de publiciteit kon halen en daarmee de relevantie van het ministerie tentoon kon stellen, verdween dus naar het nieuwe superministerie. Er ontstond een disbalans tussen de klassieke ministeries: een afgeslankt BZK en een V&J on steroids. Tijdens de campagne van 2017 werd geregeld geopperd om deze disbalans aan te pakken en de politie weer terug bij BZK te brengen.
Als derde en laatste punt: het verlies van steun bij de natuurlijk achterban. Bij elk ministerie hoort een natuurlijke achterban waar beleid wordt getest, besproken, gewogen en gemaakt. Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) heeft de vakbonden, EZK heeft de werkgeversorganisaties, LNV heeft de landbouworganisatie LTO, Infrastructuur en Waterstaat (I&W) heeft Rijkswaterstaat en zo kan men elk ministerie af. Bij BZK zijn dat de decentrale overheden en juist deze zijn ze kwijt. Al eerder schreef ik over de financiën rond de decentralisaties in de zorg van 2015 en de gemeenten zijn nu meer dan boos. De in mei aangetreden directeur van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), Leonard Geluk, heeft er genoeg van dat hij samen met de voorzitter van de VNG met de bedelnap Den Haag rond moet. Geluk zegt: “De minister van BZK zou aan onze kant moeten staan”, waar hij groot gelijk in heeft. Het helpt ook niet dat minister Ollongren heeft aangekondigd om te herziening van het Gemeentefonds, dat de grootste bron van inkomsten voor de gemeenten is, door te schuiven naar het volgende kabinet. Hiermee wordt het een speelbal tijdens de formatie en niet één waar de media over zullen rapporteren; te saai. Dat geeft vrij spel aan ruilhandel tussen de formerende partijen waar waarschijnlijk de gemeenten de dupe van zullen worden.
BZK doet zichzelf tekort door haar natuurlijke achterban van zich te vervreemden en de interbestuurlijke verhoudingen op scherp te stellen. Het is ook niet dat deze achterban de minste is: het zit vol met invloedrijke, ervaren en netwerkrijke politici en bestuurders. Machiavellistisch gedacht zou dit een achterban zijn om van te dromen, niet alleen voor draagvlak binnen het beleidsterrein van BZK, maar ook daarbuiten. Het kan je als minister van BZK een voorsprong en informatie voordeel geven binnen het kabinet.
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties hoort een ministerie te zijn met allure. De bakermat van onze democratie en het openbaar bestuur. Maar van die allure en status is weinig over. Grote opgaven liggen klaar: vernieuwing in het parlementaire stelsel, hoe om te gaan met het gefragmenteerde politieke landschap en het terugwinnen van vertrouwen bij de decentrale overheden. Het verlies van Binnenlandse Zaken kan nog worden goed gemaakt, maar het zal een grote klus worden voor de volgende minister.
Comments