top of page
  • Writer's pictureWessel Groenewegen

Inflatie Escalatie? Hoe de Inflatie te Beteugelen en de Koopkracht te stutten



Op 16 december 2022 riepen werkgevers op om vooral niet de lonen structureel te laten stijgen en op dezelfde dag spreekt minister Kaag de hoop uit om niet te hoeven bezuinigen op de overheidsuitgaven, die flink zijn opgedreven door de energiecrisis. Zowel de hogere lonen en het lenen van geld door de overheid zouden leiden tot meer inflatie. Een manier om de uitgaven te dekken zonder inflatie aan te wakkeren lijkt voor het neoliberale kabinet uitgesloten, namelijk de verhoging van de belastingen. Een verdere verhoging van het minimumloon lijkt het kabinet ook niet over te peinzen, in lijn met de werkgevers. Maar waar de werkgevers waarschuwen voor een inflatie escalatie door verdere loonsverhoging, terwijl er tegelijkertijd recordwinsten worden geboekt, is het tegengestelde waar.


De uitspraken worden gedaan in een tijd van enorme inflatie van primaire goederen zoals voedsel en energie. De aanleiding en gedeeltelijke externe oorzaak van de inflatie zijn de kosten voor energie en grondstoffen door oorlog in Oekraïne. Verder zijn er nog naweeën van de coronapandemie en China's zero-covid beleid met de supply chain problemen als externe aanjager van inflatie. Interne oorzaken voor de inflatie zijn er ook, namelijk de combinatie van ons belastingstelsel met het monetaire verruimingsbeleid van de ECB, die de afgelopen jaren om de inflatie te beteugelen wat leidde tot enorme groei van de vermogens van de vermogenden in Nederland.


Want zoals bekend belast het Nederlandse belastingsysteem inkomen vele malen zwaarder dan vermogen, aandelen of winst, waarmee het een denivellerende werking heeft. Het belastingstelsel levert namelijk ongelijke belastingdrukken op, zoals beschreven is in het CPB figuur uit het rapport Ongelijkheid en herverdeling, Figuur 1. Hoewel dit figuur al extreem genoeg lijkt, schetst dit figuur alsnog een verzachtend beeld om de volgende twee redenen. Enerzijds laat het onderste twee percentielen niet zien met als voetnoot: “De twee onderste decielen zijn weggelaten vanwege de zeer lage en soms negatieve marktinkomens. Dit leidt tot een zeer hoge belastingdruk, vooral vanwege de indirecte belastingen, voor deze inkomensgroepen, terwijl het inkomen van deze huishoudens vooral uit uitkeringen bestaat.” Anderzijds begint de linker as bij een belastingpercentage van 50%, waardoor visueel het verschil wat mensen overhouden na belastingen kleiner lijkt dan het is. Om het beter te illustreren, heb ik in Figuur 2 geïllustreerd hoeveel drie inkomensgroepen van een euro overhouden, namelijk P20-P30, P60-P70 en P99.99-P100. Deze ongelijke belastingdruk leidt ook tot de ongelijke accumulatie van vermogen.


Figuur 1.

Figuur 2.

Het is dus duidelijk dat vermogen significant lager belast wordt dan inkomen, wat leidt tot vermogensongelijkheid. Dit is uitgedrukt in Figuur 3 van het CBS. Waar het vermogen van een deciel uit is opgebouwd, is getoond in Figuur 4 van het CBS. Afgeleid kan worden dat ruwweg 40% van de Nederlanders heeft geen vermogen of zelfs schulden heeft, dat de volgende 50% van de Nederlanders heeft hun vermogen vastzitten in hun huis, en dat slechts ruwweg 10% van de Nederlanders heeft vermogen dat bestaat uit andere bezittingen. Bovendien kan dus worden afgeleid dat maar van ruwweg 10% van de Nederlanders hun inkomen uit vermogen haalt: de overige Nederlanders halen hun inkomen uit loon of staatssteun.


Figuur 3.

Figuur 4.

Deze welvaartsverdeling betekent ook dat maar een klein deel van de Nederlanders vermogen heeft om te beleggen: het voordeel van beleggen is dat het niet zoals inkomen een lineaire accumulatie heeft, zoals inleg in Figuur 5, maar dat het zich door middel van het rendement in Figuur 5 exponentieel accumuleert. Als een soort sneeuwbal die een helling afrolt blijft dus het vermogen groeien. Het rendementspercentage is in dit figuur 7%, en dat zou gekoppeld zijn aan aandelen. Dit is nog zonder de gemiddelde 2% dividend (winstuitkering voor aandeelhouders), wat effectief 9% rendement geeft, waarmee het dus nog harder stijgt. En omdat vastgoed verhuren belasting vrij is, is daar een rendement van 10% mogelijk! Want waar een rendement van 7% over 30 jaar leidt tot een meer dan verzevenvoudiging van het originele bedrag, leidt een rendement van 10% tot een verzeventienvoudiging van het originele bedrag.


Figuur 5.

En wat betekent dit dan voor de gewone burger? Voor de gewone burger leidt dit belastingsysteem in combinatie met marktwerking tot koopkrachtinflatie: mensen met vermogen kunnen onevenredig veel bieden voor dezelfde goederen als mensen die geen vermogen hebben, wat de prijzen opdrijft, omdat ze meer winst terug zien van hun productiviteit. En waar bedrijven lange tijd de prijzen op primaire goederen niet enorm lieten stijgen, gebruikte ze schok die ons economisch systeem trof, in de vorm van de energiecrisis, om de prijzen flink te laten stijgen, wat er weer toe leidt dat de inflatie stijgt tot destabiliserende hoogten.


En naast de verschillen in belastingdruk en het vermogen-sneeuwbaleffect, is er nog een andere bron van interne inflatie: het rendement wat banken belastingvrij creëren uit het uitleven van geld aan bedrijven, personen en de overheid. Bij het bieden van een hypotheek wordt namelijk bij de bank, die een bepaalde hoeveelheid vermogen heeft als onderpand voor deze hypotheek, een hoeveelheid geld gecreëerd dat de partij wordt uitgekeerd. Het grootste gedeelte van dit geld wordt ook weer vernietigd, door het afbetalen van deze lening. Echter het rendement, dat meer gecreëerd is dan vernietigd, wordt toegevoegd aan de totale hoeveelheid geld dat rondgaat in de maatschappij. Dit rendement komt wederom in de handen van vermogenden, wat weer tot koopkrachtinflatie leidt. Dit draagt er dus toe aan bij dat er een steeds grotere hoeveelheid geld vanuit de werknemers richting de vermogenden stroomt. Bovendien wordt een deel van dit rendement weer gebruikt als onderpand voor nieuwe leningen waarbij er weer meer geld wordt gecreëerd: een banken-sneeuwbaleffect. Daarnaast stroomt er ook een toenemende hoeveelheid publiek vermogen naar de privaat vermogenden door de stijging van de huizenprijzen: de hypotheekrenteaftrek zorgt ervoor dat geld van mensen die een hypotheek hebben, zouden moeten betalen aan banken, echter betaald wordt vanuit belasting. En dit terwijl het geld hard nodig is om de koopkracht van de lagere en middeninkomens te stutten.


Kortom, in ons systeem zitten flinke mechanismen die de interne inflatie versterken. Om de burger te beschermen tegen de inflatie en met name de laagste en middeninkomens te compenseren, zal de overheid moeten ingrijpen en moet het kiezen uit drie opties: het moet geld lenen, geld bijdrukken of de belastingen verhogen. En sinds de ECB is gestopt met het bijdrukken van geld, omdat dit ook tot inflatie leidt, is deze weg doodlopend. Het lenen van geld door de overheid gaat echter gestaag door, hoewel minister Kaag roept dat hier binnenkort een einde aan komt: bezuinigingen dreigen in een land waarbij de publieke sector al als een kip kaal geplukt is na bezuinigingen als gevolg van de financiële crisis in 2008. Bovendien leiden de staatsleningen tot nog meer inflatie. En de laatste optie, de belastingen verhogen, daar wilt onze neoliberale regering niet aan denken: dat ligt buiten hun paradigma. En dit terwijl een belastingverhoging de Keynesiaanse oplossing zou zijn voor de huidige crisis, die net zoals in de financiële crisis van 2018 voor economisch herstel zorgde.


De vermogens- en koopkrachtongelijkheid stijgt dus sterk, en hier hebben we een machteloze overheid tegenover staan. De onevenredige belastingdruk en de genoemde sneeuwbaleffecten leiden door de overheidscompensatie tot een extra probleem omdat de overheid onevenredig belasting van de bevolking int, van een poel werknemers die steeds minder geld overhouden en waarvan steeds minder geld op te halen valt omdat dit naar de vermogenden stroomt. Het laatste gouden ei dreigt uit Rutte kip geperst te worden: de neerwaartse spiraal van de houdbaarheid van ons fiscale systeem. En tegelijkertijd groeit de financiële sector tot een luchtkasteel van oneindige proporties: voer voor populisme en financiële crises.


De huidige economische situatie en diens mechanismen heb ik nu beschreven. Maar wat nu te vinden van de claim van de werkgevers? Zouden loonsverhogingen werkelijk de inflatie aanjagen? De verhoging van de lonen zou namelijk een effectieve manier zijn om de belastingen op productiviteit in de samenleving te verhogen, zonder de belastingschalen aan te passen, en zo geld uit de economie te halen, wat de inflatie terugdringt. Dit gebeurt namelijk op twee manieren: enerzijds zullen de winsten van bedrijven dalen, wat leidt tot minder voer voor de sneeuwbaleffecten, wat de inflatie en koopkrachtongelijkheidstoename zal remmen. Verder zal door de nivellerende aard van onze inkomstenbelasting de mensen met minder inkomen er relatief aan de mensen met een hoog inkomen er meer op vooruit gaan: de overheid zal minder geld hoeven te lenen om de lagere inkomens te compenseren, wat wederom ook de inflatie drukt omdat er minder geleend hoeft te worden, wat wederom een sneeuwbaleffect geeft. Het gevolg van de loonsverhoging is dat de houdbaarheid van ons economisch stelsel zal verbeteren.


En ik hoor je nu denken, wat als we nu een loon-prijsspiraal krijgen, omdat de prijzen als gevolg van de loonstijgingen zullen stijgen? Op zich is dit geen onterechte angst, omdat de verhouding van loongroei in Nederland niet is gereguleerd: er zit geen stabiliserend mechanisme in de relatieve loongroei en het najagen van loon en prijs kan feitelijk ontploffen, zolang of de werkgevers of de werknemers niet inbinden. En vanuit de kapitaalverhoudingen tussen werkgever en werknemer is het vak de werknemer die verliest en de pijn neemt: de koopkracht gaat effectief achteruit. De koopkracht van de werknemer is op dit moment echter tot een dergelijk laag niveau gezakt, dat deze niet meer bereid zal zijn om de pijn te nemen. En waar we in Nederland door een zekere mate van herverdeling en compensatie nog enigszins de pijn verzachten, gaan de Britten de straten op om te staken voor hogere lonen in een heuse “winter of discontent." Bovendien lijken de werkgevers ok niet bereid de lonen te laten stijgen, zonder de prijzen weer te laten stijgen.


Echter is er voor het gevreesde loon prijsspiraal nog geen teken volgens de DNB. Maar stel nu, het doemscenario ligt wel in ons verschiet. Hiervoor heeft de EU al bij toeval een oplossing voor gevonden, terwijl dit een ander doel had: eerlijke beloning voor arbeid. Het minimumloon dient hierbij te worden geijkt aan 50% van het gemiddelde loon of aan 60% van het mediane loon. Maar deze vinding heeft net zoals andere uitvinden nog een ander bijkomende eigenschap die eigenlijk waardevoller is dan de originele doelstelling. De koppelingen tussen minimumloon en een percentage van het gemiddelde loon creëert een remmend mechanisme dat werkt als volgt: het minimumloon zal steeds de stijging van het gemiddelde loon volgen, totdat een verdere stijging van de lonen het rendement van bedrijven onder druk zou zetten omdat de loonkosten te hoog worden. Op deze manier wordt het mogelijk om een minimumloon te hebben dat mee ademt met de conjunctuur van de economie, maar de koopkrachtverschillen en loon-prijsspiralen te beteugelen. En zo zou de Nederlandse overheid de overheidsuitgaven kunnen beperken en zo deels de inflatie beteugelen, de koopkracht van de burgers beschermen, zonder de belastingen te verhogen.


Al met al zal een heuse inflatie escalatie er niet zo snel komen als de lonen zouden stijgen. Sterker nog, de stijgende lonen zouden juist de inflatie kunnen remmen, door interactie tussen de verschillende sneeuwbaleffecten in ons financiële stelsel. En zelfs als er al een loon-prijsspiraal zou dreigen, dan kan door middel van het EU minimumloonvoorstel dit gevaar worden bestreden. Kortom: de oproep van werkgevers was dus niet veel meer dan een hoop hete lucht en koude drukte.

32 views0 comments
bottom of page