
In het arsenaal van een zichzelf respecterende Nederlandse moppentapper, zit standaard een aantal Belgenmoppen. Over hoe onnozel ze zijn, hoe je door elkaar wordt geschud als je op hun snelwegen rijdt en hoe ze toch altijd in politieke problemen zitten. Dat laatste mag misschien wel een grap zijn, maar de Belgen vinden het zelf eigenlijk ook (zie de bovenstaande cartoon). Er is bovendien ook genoeg politiek in België gegeven de zes regeringen en zes parlementen en enkele andere volksvertegenwoordigende commissies. Toch heeft deze staatsstructuur iets gebracht in België dat wij missen: een (semi-)permanente dialoog over het inrichten van onze staat. Ik geloof dat het goed zou zijn voor Nederland om hier ook aan te beginnen.
Allereerst moet de voorgaande tekst niet worden verward met onvoorwaardelijke lof voor de manier waarop de dialoog gevoerd wordt over de staatsstructuur in België. Integendeel: er is een zorgwekkende mix van partijpolitiek, particratie en een verhard discours. Bovendien is het niet zelden zo dat de Vlamingen en Walen het onmogelijke verlangen van de ander en ze de hakken steeds dieper in het zand zetten. In de zes staatshervormingen die hebben plaatsgevonden sinds 1970 is België verworden tot de federale staat die het nu is en nóg wordt er elke verkiezing gesproken over een nieuwe staatshervorming, vooral van Vlaamse zijde. Maar het gesprek vindt echter wel plaats en dat is het belangrijkste, al gaat het wel moeizaam.
Terug naar Nederland. De basis voor ons staatsbestel is ontworpen door de onvolprezen Johan Rudolf Thorbecke en kennen wij tot op heden nog als het Huis van Thorbecke. Kortweg kent het Huis drie lagen: het Rijk, de provincie en de gemeenten. Sinds de wetgeving in de jaren na de grondwetswijziging van 1848 van kracht werd, zijn er geen stelselwijzigingen geweest. Althans, zonder grote wetgevingsoperaties. Want er is wel degelijk veel verbouwd aan het Huis, maar de aannemer (lees: het Rijk) heeft zijn werk niet goed gedaan. Waarom niet? Er mist een dialoog, niet zo zeer tussen de overheden, maar bij de Tweede Kamer en regering. Men kan dit terug zien in het feit dat de decentralisaties van de afgelopen jaren, het beeld van het Rijk over de gemeenten duidelijk is geworden: ze zijn uitvoerders van Rijksbeleid en hebben minimale beleidsvrijheid. Maar zo heeft Thorbecke het nooit bedoeld.
Iets wat Thorbecke ook nooit bedoeld heeft, zijn de allerhande (boven)lokale- en (boven)regionale samenwerkingsverbanden die zijn ontstaan. We spreken dan over jeugdzorgregio’s, energieregio’s, veiligheidsregio’s, woningmarktregio's en de lijst kan nog uitgebreider worden. Gemiddeld zit elke gemeente in 23 samenwerkingsverbanden van verschillende vormen van integratie, wat gepaard gaat met verschillende mate van democratisch tekort. Gemeenten zagen zich genoodzaakt deze verbanden aan te gaan vanwege het vergrote takenpakket dat door het Rijk werd opgedragen zonder daarvoor de middelen mee te geven. De samenwerkingen zouden moeten leiden tot kostenefficiënte en bestuurskracht. Wellicht is dat ook wel het gevolg geweest, maar het grootste gevolg blijft de bestuurlijke spaghetti van de Nederlandse staatsstructuur.
Het helpt ook niet dat bestuurlijke vernieuwing een negatieve bijklank heeft. De laatste ministers van Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties hielden zich vooral met het laatste bezig als voorbereiding tot het wijzigen van het Statuut voor het Koninkrijk dat in 2010 van kracht werd. Na het aftreden van de eerste minister van Bestuurlijke Vernieuwing Thom de Graaf (D66) door het afkeuren van de Eerste Kamer over zijn plannen voor een gekozen burgemeester in 2005, is er niet veel meer aandacht geweest voor bestuurlijke vernieuwing. Zijn opvolger, Alexander Pechtold (D66), bracht een Nationale Conventie voort waarbij de kloof tussen burger en politiek gedicht moest worden; het rapport en de aanbevelingen zijn in het ronde archief beland. In kabinet-Balkenende III kwam tot slot Atzo Nicolaï (VVD) aan zet die zich heeft bezig gehouden met het mislukte elektronisch stemmen. Na hem is er niet meer sprake geweest van een dergelijke minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en is het onderwerp ondergesneeuwd door crises rond economie en migratie die het nieuws domineren.
Dus, wat kunnen we leren van de Belgen? Nadenken over onze staatsstructuur. Waar liggen de bevoegdheden? Wie is verantwoordelijk? Is de verantwoordelijkheid niet zo gespreid dat het voor de burger niet meer duidelijk is wie eigenlijk verantwoordelijk is? Er is een cultuur in bestuurlijk Nederland ontstaan waarbij er rond problemen georganiseerd wordt wie wat eraan doet; zogenaamde opgavegericht besturen. Nobele gedachte, maar eentje doorspekt van pure governance-gedachte waarbij politiek alleen om besturen gaat. Het democratisch oogpunt wordt daarmee uit het oog verloren. Laten we voor één keer een voorbeeld nemen aan onze Zuiderburen. Alleen op dit gebied dan; laten we onze wegen vooral houden zoals ze zijn.

Comments